Загрузка страницы

Giethoorn "het Hollands Venetie"

Giethoorn (Stellingwerfs: Gietern) is een waterstreekdorp in de kop van Overijssel, in de gemeente Steenwijkerland in de Nederlandse provincie Overijssel en ligt tussen Steenwijk en Meppel.

Giethoorn was tot 1973 een zelfstandige gemeente. Het ging toen samen met Wanneperveen, Blokzijl en Vollenhove deel uitmaken van de gemeente Brederwiede. Op 1 januari 2001 fuseerden de gemeenten Brederwiede, Steenwijk en IJsselham tot de gemeente Steenwijkerland.

Het dorp telt 2620 inwoners en is bekend door zijn bruggetjes, waterwegen en punters. Het wordt wel het 'Hollands Venetië' genoemd. Giethoorn is langgerekt en bestaat uit drie buurten die steeds versprongen van elkaar liggen. In het noorden is dat het Noordeinde, dan volgt de Middenbuurt en ten slotte het Zuideinde. De Dorpsgracht is de centrale as van Giethoorn en eindigt in het zuiden in het Zuideindiger Wijde. De boerderijen en huizen zijn gescheiden door kavelsloten waarover vlonders liggen die de huispercelen verbinden. De bultrugboerderij is kenmerkend voor Giethoorn. De boerderij lijkt een bult te hebben doordat de schuur hoger is dan het woonhuis.

Door de vervening ontstonden plassen en meren. Om de turf te vervoeren groef men vaarten en sloten. Vele huizen zijn als het ware op eilandjes gebouwd, die alleen via bruggetjes te bereiken zijn. De meeste van de meer dan 176 bruggen zijn privé-eigendom.

De enige doorgaande verbinding door het oude dorp over land is een fiets- annex wandelpad dat van het Noordeinde naar het Zuideinde loopt en alleen door de Kerkweg tussen Noordeinde en Middenbuurt onderbroken wordt. Het voornaamste verkeer vindt plaats over het water. Het belangrijkste traditionele vaartuig dat hiervoor gebruikt werd, was de punter, voortbewogen met een punterboom (punteren). Tegenwoordig worden allerhande motorisch voortbewogen boten hiervoor gebruikt en wordt er nauwelijks nog gepunterd.

Giethoorn was een nederzetting van veenontginners. De ontginning startte vanaf de oostoever van het Giethoornse Meer en bestond uit naar het oosten gerichte kluften die gescheiden werden door watergangen, zoals de Cornelisgracht en de Walengracht. De Dwarsgracht vormde een achterkade van een dergelijke ontginning. Naarmate de ontginning door de eeuwen vorderde werd het dorp oostwaarts verplaatst. De laatste keer gebeurde dat in de 17e eeuw, waarbij het dorp van de Gieterse Dijk, die later Beukersweg genoemd werd, naar het gebied van de huidige Dorpsgracht verplaatst werd. Rond 1750 schakelde het dorp over van vervening als basis van het bestaan naar veehouderij.[2] De grachten waren aanvankelijk gegraven voor de afvoer van turf, maar kregen meer en meer betekenis voor het landbouwbedrijf. Na de laatste verplaatsing van het dorp naar de Dorpsgracht kreeg Giethoorn het karakter van een waterdorp met een gracht begeleid door een voetpad met voor de scheepvaart afneembare vonders. Daarnaast kwamen de typerende hoge bruggetjes. Deze moesten hoog zijn om in de boot staande punteraars en hoog met hooi beladen bokken onbelemmerde doorgang te kunnen verlenen. De Gietersen gebruikten hun boten ook voor vervoer naar omliggende plaatsen als Steenwijk, Meppel, Zwartsluis en Blokzijl.

Er ontwikkelde zich een vaarcultuur met eigen Gieterse scheepstypen. De Gieterse punter is daarvan de bekendste. Dit is een boot van ongeveer 6,30 meter lang en met een grootste breedte van 1,45 meter. De punter werd gebruikt voor allerlei transport. Winkeliers, zoals de bakker, gingen ermee rond door het dorp om hun waar te verkopen. Arbeiders die werkzaam waren in de turfmakerij of het snijden van biezen en riet, gingen ermee naar hun werk en konden dan een deel van de oogst meenemen in de punter. Verder werd de punter gebruikt voor begrafenissen en huwelijksfeesten. Ook veermannen die op marktdagen naar Steenwijk of Meppel afreisden om handelswaar te kopen of te verkopen gebruikten hiervoor lange tijd de punter. Ook visite kwam vaak per punter op bezoek. In Giethoorn werd de punter geboomd, bij gunstige wind ook gezeild met een sprietzeil en een zwaard dat bij overstag gaan of gijpen aan de andere boord gehangen werd.

Punters werden ook gebruikt bij het "heveslepen". Bij hoge waterstand voer men naar een kragge, een bodem bestaande uit halfvergane plantenresten, bijeengehouden door wortels van waterplanten, die door de luchtkanalen in de wortels blijft drijven. Deze kragge werd versneden in stroken van een meter breed en op de zij gerold. Vervolgens werden ze achter elkaar vastgebonden. Deze reeks kraggen werd achter een punter versleept naar een plek waar men land wilde winnen. Dit transport vond ook plaats door de dorpsgracht.

Видео Giethoorn "het Hollands Venetie" канала E.R.B. Productions
Показать
Комментарии отсутствуют
Введите заголовок:

Введите адрес ссылки:

Введите адрес видео с YouTube:

Зарегистрируйтесь или войдите с
Информация о видео
17 мая 2017 г. 0:15:56
00:15:37
Яндекс.Метрика